Iedereen staat verspreid op een afgebakend terrein. Eén speler is de toreador en krijgt een doek. De andere trachten de toreador te kwetsen door hem aan te werpen met de bal. De toreador mag zich beschermen met zijn doek. Overal waar geen doek te zien is, is hij kwetsbaar. Hij kan ook het doek aan en andere speler doorgeven die dan op zijn beurt toreador wordt. Valt het doek op de grond zonder een andere speler te raken, blijft de toreador kwetsbaar. Een gedode toreador gaat langs de kant staan.