Op het terrein teken je een groot kacheloppervlak met de kachelpijp erbij. Alle spelers zijn kastanjes die op de hete kachel worden gelegd om te poffen. Omdat de kachel zo heet is, moeten de spelers heel de tijd wippen. Ze proberen natuurlijk zo vlug mogelijk van de kachel te komen, maar dat kan alleen via de kachelpijp. De mensen (1 of 2 tikkers) willen hun kastanjes natuurlijk op de kachel houden. Daarom leggen ze de kastanjes in pannetjes, dan kunnen ze niet wegrollen (d.i. als de spelers getikt worden, moeten ze in een cirkel op de kachel gaan staan), maar ook hier moeten ze blijven wippen. De kastanjes kunnen elkaar uit de pannetjes halen door tegen een pannetje te botsen. Dan kunnen ze weer verder richting kachelpijp. Als ze van de kachel afgeraakt zijn, moeten ze niet meer wippen, maar kunnen nog wel gepakt worden. De mensen mogen immers overal komen. Het spel eindigt wanneer alle kastanjes in pannetjes liggen of wanneer ze allemaal van de kachel zijn geraakt.