111. Maak een verhaaltje rond drie gegeven woorden.
112. Maak een andere versie op het lied "Broeder Jakob" (of "In een klein stationnetje", ...).
113. Doe één minuut lang je eigen na.
114. Bouw een kaartenhuisje.
115. Leg zo snel mogelijk tien meter af op twee bakstenen.
116. Vorm het juiste woord met de letters die je gekregen hebt.
117. Verzamel tien levende insecten.
118. Hou een stukje watten één minuut lang in de lucht zonder ze aan te raken.
119. Laat de leider/ster lachen.
120. Gooi een hoefijzer rond een stokje.