Iedereen zit in een kring. Iemand zit geknield in het midden met een blinddoek om. Een brandende kaars wordt in de kring rondgegeven (de kaars mag zowel door- als teruggegeven worden). Er wordt telkens "alsjeblief" en "dankjewel" gezegd, zodat de persoon met de blinddoek ongeveer weet waar de kaars is. Deze moet proberen de kaars uit te blazen. Diegene bij wie de kaars wordt uitgeblazen, wordt geblinddoekt.
Variant: een kurk of een suikerklontje aan een touw doorgeven. De geblinddoekte moet proberen om het in zijn mond te nemen.